ze dekt de tafel voor twee
en scharrelt in haar schort
neemt zes tabletten mee
legt die boven zijn bord

ze roept luid in de gang:
"Jan, we kunnen eten."
het duurt wel erg lang,
hij is het vast vergeten

de soep is bijna koud
en aardappels zijn gaar
met lof, waar hij van houdt.
tja, dan begint ze maar

de vaat aan de kant gedaan,
pakt ze de telefoon:
"Waarom ben je weg gegaan?"
vraagt ze haar oudste zoon

"waar Pa is, weet ik niet,
hij had al moeten komen"
haar stem stikt in verdriet:
"'k heb zulke nare dromen"

verhuisdozen zijn volgepropt
met leven waar de liefde zweeg
kamers waar geen hart meer klopt,
het hele huis staat leeg

een gebroken tegel laat me beven
en ineens sta ik te grienen
als ik lees wat er staat geschreven :
Mijn huis en ik, wij zullen U dienen

inge klumper