Corona, dat is Latijn voor kroon,
van machthebbers op aarde,
bekleed met hoogverheven,
vaak overdreven, waarde.

Bij kroon denk ik aan die van doorn,
zonder klacht gedragen door Het Lam,
dat, met ónze schuld beladen, zonder trots,
tot redding van een wereld vol wreedheid kwam.

In weersomstandigheden is soms zichtbaar
wat met corona, halo en meer wordt aangeduid.
Ergens is het symbolisch: juist bij zonsverduistering
is de corona van de zon met het blote oog waarneembaar.
Het woord corona komt steeds neer op heel bijzondere ring.

Middenin tornado’s, evenzo bij een orkaan,
kan binnen hun wolkenkring een oog ontstaan.
Dat windstil hart is echter zó’n bedrieglijk gegeven:
het oog voorbij verwoest dat tropisch onheil meer dan
wat het eerste deel van de ring gulzig weg vrat aan leven.

Corona werd de naam voor een virus, onbegrepen,
onbekend, dat in razernij in golven om zich heen bijt.
Men dacht dat die tornado of orkaan in de windstiltetijd
over was, toch met niet ál te veel schade voorbij gegaan.

Het maakbaar leven kwam weer op gang,
de meesten waren niet meer als eerst zo bang.
Het leven gaat toch weer gewoon door? “Hoezee,
men leve lang, met genoeg weerstand valt griep mee.”
Wát men met verstand dan ook riep: “Het IS geen griep,”
wordt allengs in heftiger taal in toenemende mate bestreden,
de maatregelen aan de laars gelapt, met de voeten platgetreden.

Bezinning op mensenlevens, reflectie op het vermoedelijk ontstaan,
omdat we onbeschrijflijk onmenselijk met dierlijk leven zijn omgegaan
en onze gezondheid op het spel zetten met onnoemlijk veel stommigheid,
door eeuwen heen, raakten we, in slaap gesust, gerust, fijn makkelijk kwijt.

Eerst ging men nog bidden of afgoden smeken,
nu wordt God Zelf hooguit erop aangekeken:
ófwel Zijn Hand strooit kwaad in het rond,
ofwel Hij houdt weer eens Zijn mond.
Hij? Hij, de Keizerskroon zo waard!

“Och, hoe christenen dat beleven, is maar hun oude vraag.
 Wat zegt hun God middels door mensen ontstane plaag?
 Ze praten over een wederkomst, zeer spoedig verwacht,
 een bakerpraatje, zoethoudertje, al zó vaak bedacht.
 Die rampen, oké, maar het loopt echt geen vaart.”

Mensenlief, kijk toch goed om je heen,
men is in rouw, berooid, eenzaam, alleen,
doodziek, doodsbang: breng liefs naar ze heen.
Of is die nieuwste hype van: “Ik doe niet meer mee!”
misschien wel de laatste, egotrippende, zwanenzang?

Hoe het ook zij: aan God is alle macht,
Hij vertroost, biedt hoop, moed en kracht.
Of je Hem nu al op de wolken aan ziet snellen
of daar – als vaker – niets over durft te vertellen:
zij die in Hem geloven behoren Hem te eren en loven,
in woord en daad over Zijn stralend liefdelicht te getuigen:
vandaag, morgen, zeker óóit, valt alle mensenwerk in duigen.

Mat. 24:3,12,14,21,22,29,30,36-42; Hand. 1:11: Ps. 103:10-14,17-22; 107:1-3

2020 {jcomments on}
U bent niet geauthoriseerd om reacties te posten.

Reacties mogelijk gemaakt door CComment