Eens zal ik de grens over moeten gaan
die er ligt tussen tijd en eeuwigheid,
dan kom ik voor U, Heere God, te staan
waar Gij zijt in eeuwige heerlijkheid.

Het boek van mijn leven zal open gaan
en wat staat daar allemaal te lezen;
ik bid U, wil dat boek van mij dicht slaan,
het brengt niet wat het had moeten wezen.

Er is een ander boek, dat U bijhoudt,
de Schrift noemt dat het boek des levens,
Uw kinderen staan daar genoemd in goud.

Heere, laat mij daar ook mijn naam lezen,
om samen met elk die op U vertrouwt
eeuwig bij U in Sion te wezen.

bij Openbaring 20 : 12, en 21 : 27.