Spinnen in mijn woning? Geen een is me te groot.
Regelmatig red ik een klein beestje van de dood.
Door het de vrijheid bieden lééft zo’n diertje.
Dat buiten zetten schenkt mij een pleziertje.
Een buurvrouw gaf de dwaalgasten, de scholeksters, te eten.
Wormen stonden op hun menu, kwam ze via internet te weten.
De scholeksters pikten erop los: voelden zich erg op hun gemak,
ondanks de katers van haar buur, door haar aaltjes op het grinddak.
Kort daarna zijn de oudervogels en hun jongen op de wieken gegaan.
De aaltjes die de andere buuf had gestrooid: daar dacht ik niet meer aan!
Pieren vind ik erg nare dieren.
Een aaltje is, wist ik, een píertje.
Wat later zag ik zo'n kronkeldiertje
in de hete, moordende zon in gevecht.
Ik redde het niet van de gloeiende stenen.
Door dat verzuim verdrietig, was ik niet blij.
Droog, dood als een pier, zonder pleit beslecht,
raapte ik het op toen alle leven erin was verdwenen.
Dode piertjes, ik zag er later méér,
rekenden ze in hun doodsstrijd op míj?
Ik dacht ineens aan Woorden van de Heer!
“Míj is weerzin, walging onbekend,
Ik trok je uit kuilen, modder, de goot.
Je streed worstelend, door gekonkel:
Ik bevrijdde jou van jouw gekronkel.
Rekende jij op MIJ in jóuw nood?
Geen probleem is voor Mij te groot!
Dacht je eraan dat IK je Hulp bood?
Voel je niet schuldig over die worm.
Besef: Mijn Liefde voor jou is enorm!
Geloof: Ik redde je van een wisse dood,
omdat je door Mijn bloed bevrijd bent."
Vervolg op "Dwaalgast?"