Als lentegroen te vroeg ontwaakt,
door warme zonnestralen aangeraakt,
dan zien we verheugd voorjaarsboden,
maar wees voorzichtig, schijn bedriegt,
als een enkel sneeuwklokje zich wiegt
waar zon sneeuw en ijs weg wies,
op warme plek, op stille bries.

Soms wél, soms géén winterweer,
sneeuw, ijs, kille wind gaan tekeer,
het lijkt geen naderend voorjaar meer.
De meeste lentebloemen zijn verstandig,
ze verbergen zich in beschutting van knopjes,
bolletjes en knolletjes en wachten op ontwaken
in het zachte roepen van warmer, veilig zonnelicht.

Ze laten zich in popelend verbeiden
van het ware Licht niet mis- noch verleiden
door enkele dagen méér zicht, vol van luister,
met minder moeite in mist, regen en duister.
Ook ondergronds klinkt het stil gefluister
in hoopvol gespannen verwachting
onder dieren, tussen het blad
en in hun holen verscholen.

Ze weten instinctief:
“Echte lentezon kómt,
die heeft ons zo lief!
Al duurt het nog even,
dan mogen we volop leven.
Hier in het donker wachtend,
naar Licht en warmte smachtend:
hetzij binnenkort, of over een tijdlang,
waarachtig Licht kòmt, we zijn niet bang!”

Februari 2010 (Mat. 24:5-7;11-14;23-27;32,33)