Hij had vannacht niet kunnen slapen.
Was onrustig steeds geweest.
Nu staat hij bij zijn vuur te gapen
En had al voor de dag gevreesd.
 
Er zat vandaag maar iets te knagen.
Hij had al vroeg zijn hand gebrand.
En ook nog op z'n duim geslagen,
De beste smid van 't hele land.
 
Hij moest een bak met nagels smeden
Voor een Romeinse officier.
Hij had die opdracht 't liefst gemeden.
Beleefde aan dat klusje geen plezier.
 
Van binnen was dat onbestendige
Gevoel van onmacht en van schuld.
Dat onbeschrijfelijk lamlendige
Waarom, dat blijft verhuld.
 
De dag daarop zou veel verklaren
Toen hij soldaten bezig zag.
Bij elke hamerslag voelt hij zijn blaren,
Toen Jezus daar op 't kruishout lag.