De sfeer in huis had nooit gedeugd.
Hij groeide op bij asfaltjeugd.
Sinds zijn ouders scheiding,
Ontbrak liefd' en begeleiding.
 
Hij kreeg verkeerde vrienden
Die aan hem verdienden
Hij roofde en hij doodde
Voor de kick en om den brode.
 
Was totaal ontspoord geraakt.
Er een potje van gemaakt.
Zijn leven werd een hel
In deze dodencel.
 
Nog ene lange nacht,
Dan wordt hij omgebracht.
Na een bitter galgenmaal,
Genageld aan een paal.
 
Hangend nu ter rechterzijde
Van Jezus die hem zal bevrijden
Van zijn zware last der zonden,
Heeft hij daar zijn heil gevonden.
 
Eenzaam, liefdeloos geleefd.
Nu is er Eén die om hem geeft 
En belooft, ondanks zijn pijn,
Heden met Hem in het paradijs te zullen zijn.