't is niet de eerste keer
altijd al ben ik
haantje de voorste
met woorden
ondoordacht gesproken
blaas ik hoog
van de torenspits

nog hedenavond
voordat de haan
het morgenlicht begroet
ben ik geworden
tot een torenhaan
door windvlagen
uit alle hoeken
van slag gebracht

driemaal
spreek ik
uit angst
voor eigen status
met veel expressie
de onbezonnen woorden
-ik ken Hem niet-

en amper heeft
de haan gekraaid
word ik gegrepen
door uw stille blik
vanuit de rechtszaal
weet ik
diep in mijn hart
ik heb U in de steek gelaten

en toch . . .
vraagt U
mij telkens weer
mijn kind
heb je Mij werkelijk lief



naar Johannes 18:27 en Johannes 21:17