triest waaide de wind
over de heuvel                                                                                          
en ging  huilend
door de donk’ re nacht
het bange uur van
Zijn  vreselijke dood     
hielden engelen bij
Zijn kruis de wacht          
 
zij zagen zijn bloed-
doorlopen ogen aan
zijn diepe wonden
aan handen en voeten
waarom moest Hij
zo’n lijden ondergaan
en voor de zonden
van de mensen boeten
 
hoorde Hij die vrouwen
nog wenend klagen
hoe gruwelijk hun
Meester gestorven was
met heimwee naar
die wondermooie dagen
toen Hij zieken
en  zondaars weer genas
 
dieper kon Hij echt
voor ons niet gaan -
alles, alles had Hij
van zichzelf geschonken
omdat wij ooit zonder
zonde zouden staan
had Hij het bitterste
uit de kelk gedronken