Waarom wenen
Als er zoveel zonlicht is,
Als er zoveel zo mooi en lief is?
Rouw, belooft God, zal zijn verdwenen,
Onderdrukking zal niet meer kunnen bestaan,
Met goede moed kunnen we door alles heengaan.

Waarom
Ergernis als er zoveel fijns is,
Noeste arbeid met inzet wordt verricht?
Ergens zijn tranen overbodig, er schijnt licht.
Nochtans verzacht niets mijn voortdurend gemis.

Geliefden verblijven
Ergens waar ik niet ben,
Lijden niet meer aan het leven.
Ingeslapen zijn zo vele tevelen die
Elk in het plekje verkeren dat enkel ik ken:
Flitsende herinneringen aan gelaat en stem,
De woorden die ze alleen mij hebben gezegd
En die langzaamaan in beeld en geluid vervagen,
Niet voortleven als ik ze niet in mijn hart kan dragen.

Vrienden-, vader- en moederziel alleen;
God zij dank: voor geliefden om mij heen.

(n.a.v. 2 november, gedenkdag van overledenen, bij r.k. bekend als “Allerzielen”)