Nog vol van wat er was gebeurd
verlieten wij Jeruzalem,
door twijfel en verdriet verscheurd.
Verwachtten wij te veel van Hem?

Toen was daar plots die vreemdeling,
die bij ons kwam in ons verdriet
en die, terwijl hij met ons ging,
voor ons de Schriften spreken liet.

'Kom, ga toch mee naar Emmaüs.'
Hij zegende en brak het brood.
Toen zagen wij dat Hij het was,
getekend door zijn wrede dood.

Zoals Hij kwam, zo ging Hij weg,
opeens, na 't delen van het brood.
Maar wij gaan vrolijk nu op weg:
Hij zelf is onze reisgenoot.