Abraham woonde in Berseba,
dat hoorde tot het Zuiderland;
daar hoorde hij God’s stem, Die zei: ga
en neem uw zoon mee aan de hand,
ga naar de bergen van Moria,
dat is drie dagen hier vandaan
gerekend vanaf hier, en daarna
zult ge met uw zoon voor Mij staan

zij zouden daar een offer brengen,
en Izaäk, hij droeg het hout;
mag die zijn dagen nog verlengen
ziet hij dan nog het avondgoud?
straks zullen we naar u weerkeren
zei Abraham tot zijn dienstknecht,
hij bouwde op de Heer der Heren:
al wat Hij doet, is Godd’lijk recht

zo gingen die beiden tezamen,
zo wordt het in de Schrift verhaald,
Abram en Izak zijn hun namen;
het ging, zoals door God bepaald,
want Izaäk vraagt aan zijn vader:
ik draag het hout en u het vuur,
waar is het lam? we moeten nader
naar het altaar, te rechter uur

Abraham gaf hem ten antwoord:
God heeft Zich Zelf een lam bereid
ten offer; een Lam, dat bij Hem hoort,
dat geldt voor tijd en eeuwigheid;
zo gingen die beiden tezamen
naar Moria, Jerusalem;
de Schrift vermeldt hun beider namen
zij luisterden er naar God’s stem

zij zagen: op de berg des Heeren
daar zal er in worden voorzien,
want Hij had, om Zijn Naam te eren
een lam gebracht, eerder, voordien;
zo hoefde Izak niet te sterven:
het lam, God’s Lam, deed dat voor hem;
en zo mochten zij heil verwerven.
en loofden God met hart en stem

zo gingen die beiden tezamen,
zo was het toen; zo was het niet
toen zij de Heer gevangen namen;
Hij was alleen, in dat verdriet,
Hij heeft de pers alleen getreden:
Hij is naar Moria gegaan
Hij heeft voor ons de dood geleden
maar is in glorie opgestaan

en zo is op de Berg des Heren
geschied, waarin Hij had voorzien;
zoals de Schriften ons dat leren:
de Heer heeft naar ons omgezien!
Hij is naar Moria getreden,
Het Lam van God, in gloria,
nu Koning, in de Stad der Steden:
looft Hem, de Heer, hallelujah

bij Genesis 22, en Jesaja 53