Toen niemand het meer had verwacht
beloofde de Heer hem nageslacht.
Vervuld van eerbiedwaardig overleg
bracht Abraham Hem naar de weg.

Daar sprak Hij over Sodom:
“Wat tref Ik aan als Ik daar kom.”
Abraham die Hem begrepen had
begon te smeken en hij bad;
“Heer, omwille van die 50, 40, 30, 20, 10…”

De Heer had zijn bewogenheid gezien.
“Ik zal de hele stad vergeven
als daar nog 10 rechtvaardigen leven.”

Hoeveel ouders herkennen dit smeken,
nauwelijks van Zijn zijde geweken
met de bewogenheid van Abraham
die voor zijn neef Lot opkwam
vragen ze Hem telkens weer:
“Heer, omwille van…”

Nog altijd vergeeft de Heer.

 


Bij Genesis 18


Uit: "Granaatjes met een gouden slot"