Het was op,
mijn lichaam kon niet meer.
Mijn geest was als een vat zo leeg.
Niets kon ik of onthield ik meer.

En als ik 's nachts niet slapen kon,
omringd door enkel eenzaamheid,
kwam slechts een regel in me op.
'Mijn ziel hoe ben je zo verslagen,
waarom ben je zo ontrust?

Het was op
mijn hoofd kon niets meer aan.
Het werk, gesprekken of muziek,
zelfs bidden lukte niet.

En als ik 's nachts niet slapen kon,
omringd door enkel eenzaamheid
was daar die ene regel weer.
Mijn ziel hoe ben je zo verslagen,
mijn hart wat kwel je je zozeer?

Het is goed,
mijn lichaam weer gezond.
Mijn hoofd weer koel en vol.
Het onthouden weer terug.

En als ik 's nachts niet slapen kan,
de eenzaamheid voorbij,
zing ik nu met dankbare stem.
'Hoop op Hem en zie naar boven,
ik zal God mijn God nog loven!

Psalm 42