Zoals een boom haar wortels vat,
in rulle aarde vastgeklonken,
verbeeld ik mijn bestaan,
soms door een watervloed welhaast verdronken,
en toch, het water zakt, de lucht klaart op,
een nieuwe knop
zoekt naar de zon
vanuit haar schrale top.

De stam, gelaagd in ringen,
wordt jaar na jaar geruwd
en door de stormwind scheefgeduwd,
haar veerkracht lijkt oneindig groot,
maar binnenin vertraagt de uitgeleefde boom
haar levensstroom,
ontkracht daarmee een nieuw ontluikend loot.

Haar takken zijn als open handen,
zij reiken naar omhoog
en snakken naar de regenboog,
nog éénmaal zal zij met haar kleuren
de tere bloesem openbranden
en mij bedwelmen met haar zoete geuren.

Zo wordt haar bloesem volle vrucht,
zij rijpt en wordt in vogelvlucht
opnieuw gevormd tot levensboom.
Mijn God wat is het leven schoon,
het lijkt soms eventjes een paradijselijke droom!

Niek van der Hoest


10 augustus 2005