Badend in een gloedvol avondrood,
Sterft de zon een zachte dood
In het water van de zee.
Haar werk, met zorg volbracht,
Schonk groei en levenskracht.
Zij verzoent zich met de nacht.
 
Beschijnt een halfrond met haar licht,
Als 't duister voor haar stralen zwicht,
In een dagelijks' rentree.
Reikhalzend uitziend naar dit uur,
Laaft de dorstige natuur
Zich aan haar levenwekkend vuur.
 
Die herrijzenis vanuit haar graf,
Dat haar door duisternis omgaf,
Als een geboorte zonder wee
Uit der aarde schoot,
Is elke dag een wonder groot.
De overwinning op haar dood.
 
Haar verscheiden is slechts tijdelijk.
Weerkerend afscheid onvermijdelijk
Op haar eindloze tournee.
Het is haar Schepper die 't gebiedt,
En haar van energie voorziet,
Tot heil van creaturen, gans om niet.