het jaar heeft meerdere getijden,
dat is zo, Heer, door U bepaald;
de schepping mag zich zo verblijden
zoals de Schrift ons ook verhaalt:
de lente ziet het groen ontspruiten
de zomer komt, en zet dat door,
en in de herfst zien wij, daar, buiten,
de oogst, wij danken U daar voor

want daarvan mogen wij toch leven
en zie, de winter komt er aan:
die kan ons niets aan vruchten geven
als alle dingen dan stil staan;
maar na de winter komt de lente,
en dan is er weer een nieuw jaar,
een nieuw begin, Deo volente,
wij bidden U: maak ’t voor ons waar

de wisseling van de getijden
zie ik ook in mijn leven, Heer
U hebt mij willen begeleiden
in jeugd, in studie, altijd weer,
zo ook in ’t middelbare leven,
met het gezin, en met het werk;
dat alles hebt U willen geven:
ons leiden, dat was Uw oogmerk

nu is het herfsttijd in mijn leven,
die stille winter komt er aan;
nog een paar jaar, of wordt ’t maar even
dat ik die weg zal moeten gaan:
die winter in; lang zal ’t niet duren:
Uw Lente komt, die geldt voortaan!
het zijn maar tellen, en geen uren
Heer, vóór wij bij U mogen staan

U houdt dat alles in Uw handen
wij zullen niet verloren gaan,
Gij, Het Vertrouwen aller landen
zijt Zelf die winter door gegaan!
op U vertrouw ik, Heer der Heeren
mijn leven, dat ligt in Uw Hand,
die winter kan dat ook niet keren:
Gij brengt mij in het vaderland

bij Prediker 3: 1-15; Johannes 6: 24-29;
Hebreeën 11: 13-16