De tuinman en het madeliefje

Zeldzame planten had hij, zeldzame struiken en bloemen,
heesters en bomen hadden alle ruimte om te groeien.
Maar ook ‘t gewone, de varen en vergeet me niet,
zijn ‘t waarvan je in zijn mooie tuin geniet.
 
Hij zorgt voor het gewone plantje en voor heel speciale,
hij zorgt voor grote bomen, maar ook voor kleine kale,
die even moeten wachten op de lente.
Hij is tevreden, zorgt en wacht, want echt... hij kent ze.
 
Op een koude morgen, het is niet te geloven,
de takken hangen, bloemkoppen zijn gebogen,
en ‘t ziet er allemaal even treurig uit.
Hij overlegde en nam toen een besluit
en vragend stapte hij op de bedroefde planten af,
vroeg naar de oorzaak en stond werkelijk paf:
 
De spar wilde zo graag eetbare vruchten dragen
de pruim stond over winterse kaalheid te klagen,
de zonnebloem zei: “Ik ben te lang, te groot”, niet te geloven!
Hun ontevredenheid kwam allemaal naar boven.
 
Die mooie tuin zag er echt treurig uit,
maar de tuinman liep nog eventjes vooruit.
Hij hoorde ineens ‘t zoemen van een bij,
keek op en zag... een madelief, héél blij!