Woedende golven
breken in de branding,
dreunen op duinen en dijken.

Ter bescherming van land
slaan hun aanvallen stuk
op de onverzettelijkheid,
rotsvast gegrondvest
tot grens van de zee,
tergend, taai, verzet,
uit grenzeloze zorg,
liefde, ontsproten.

Zo breekt het zieden van de ziel
in de branding, stuit op God.
Hij is rots, vaste burcht,
begrenst onze woede,
machteloosheid,
tomeloosheid.

God brengt beukende golven
tot bedaren, laat betijen,
vormt de bedding,
brengt tot rust.

2012 {jcomments on}