haar hart huilt om haar kind dat lijdt.
Z' is machteloos, geschokt, vol mededogen
en bidt: was dit maar míjn lijden en míjn strijd.
Geen mens kan haar de tranen drogen;
ze ziet slechts pijn, verwacht de eeuwigheid.
Wie haar ziet staan, ziet slechts dat zij bewogen
de wereld afzweert en de dood verbeidt.
Haar hand is uitgestrekt, reikt naar haar God,
verwacht haar zorgen Hem te mogen bidden
en al wat haar gelovig hart bezwaart.
Ze weet, ze is onzeker van het lot
Van 't kind. Hoe lang is het nog in ons midden?
Ze bidt dat Hij ook na zijn sterven naast haar staat.
U bent niet geauthoriseerd om reacties te posten.