Ik liep met Hem een straatje om,
ik had behoefte om te praten.
Hij luisterde, vroeg niet waarom,
had immers reeds al in de gaten,
met vragen was mijn hart bezwaard.
Hij wist dat ik graag wilde praten,
mijn zorg gedeeld aan Hem verklaard.
Ik wist ‘k kon mij op Hem verlaten.


Ik heb mijn hart bij Hem gelucht,
en Hem verteld van mijn bezwaren.
Onder de hemelsblauwe lucht,
waar wij verenigt samen waren.
Verblijd door Zijn aanwezigheid,
wist ik mij veilig en geborgen.
Voelde mij door ’t gesprek bevrijd,
van mijn gedeelde grote zorgen.


Zijn ogen keken warm mij aan,
waaruit ‘k Zijn liefde uit zag stralen.
Hij gaf mij raad, bood hulp mij aan,
om mij weer uit de put te halen.
Hij sprak: “Mijn kind, Ik ben er toch,
om zorg en moeit’ met Mij te delen.
In Mijn Woord vind je geen bedrog,
zoals je dat ervaart bij velen”.


‘k Vervolgde blijde weer mijn weg,
want ik had met de Heer gesproken.
In wiens hand ik de mijne leg,
zoals met Hem eens afgesproken.
Hij staat mij bij in ’s levenslot,
Hij immers is de Goede Herder.
Ja ik blijf wandelen met mijn God,
kom aan Zijn hand behouden verder.


Hij wijst en draagt mij op het pad,
dat ik betreden zal in ’t leven.
Wat uitkomt bij de hemelstad,
de plaats van licht en eeuwig leven.
‘k Ga regelmatig ’n straatje om,
om met de Heer weer saam te praten.
Tot dat ik in Zijn Heiligdom,
met Hem loop door de gouden straten.
Justus A. van Tricht