Het woord tot ons gekomen,
dat van Gods toekomst spreekt.
Het licht waarvan wij dromen,
het licht dat nooit verbleekt.
Het land van de beloften,
waar vrede heersen zal.
Waar God naar Zijn geloften,
ons binnen leiden zal.
Dat zal aan ons geschieden,
wordt eens aan ons vervuld.
God zal Zijn licht ons bieden,
dat altijd ons omhult.
Zijn vrede zal ons dragen,
die gaat nooit meer teloor.
Dan zijn er nooit meer vragen,
maar zingen wij aldoor.
Ons hoogste lied in sferen,
het Gloria blij uit.
Geen kwaad zal ons meer deren,
wij dansen bij de fluit.
De leeuw zal vriendschap sluiten,
met koe, berin en schaap.
Een zuigeling valt buiten,
bij wolf en slang in slaap.
Gerechtigheid zal heersen,
geen onrecht zal meer zijn.
Gods trouw zal eeuwig heersen,
met liefd' voor groot en klein.
Op bergen en in dalen,
zal klinken blij het lied.
Zij zullen blij verhalen,
van zegen die Hij biedt.
De bomen en de bloemen,
ook zij brengen God d' eer.
De bijen zullen zoemend,
instemmend keer op keer.
De vreugd zal nooit verstommen,
niets wat haar breken kan.
Vaststaand zijn haar kolommen,
niets slaat haar in de ban.
De beken zullen vloeien,
blij ruisend door het land.
Waar alles rijk zal bloeien,
stil langs de waterkant.
Ja alles zal zich voegen,
en in volmaaktheid zijn.
Tot eeuwig welgenoegen,
in 's hemels zonneschijn.
Naar Jesaja 11: 1-10
Justus A. van Tricht
27 april 2006