In Bethlehems velden waakten zij,
over hun kudde schapen.
Die bij elkaar en zij aan zij,
rustig lagen te slapen.
De herders zaten bij het vuur,
wat met elkaar te spreken.
Tot in het middernachtelijk uur,
de wolken deden breken.


Een engel stond in hemels licht,
hen duidelijk voor ogen.
Hij bracht aan hen het blijde bericht.
vanuit de hemelbogen.
Geboren was het koningskind,
en op de aard’ gekomen.
Dat zich te Bethlehem bevindt,
in een stal als onderkomen.


De herders gingen snel op pad,
om ’t kindje te bezoeken.
Geboren in de Davidstad,
gewonden in de doeken.
Zij vonden en aanbaden Hem,
en deden ’t kindje eren.
Vertelden toen in Bethlehem,
van ’t kind en d’ engelen sferen.


Wie zijn vandaag die herdersgroep,
die ’t kind zoekt om ’t aanbidden.
En die gehoor geeft aan de roep,
knielend hier in het midden.
Wie buigt zich bij de kribbe neer,
brengt ’t kind zijn eerbewijzen.
Komt allen, ja komt tot de Heer,
wil Hem met eerbied prijzen.
Justus A. van Tricht