‘k Hoef voor de dood niet bang te wezen,
want ‘k weet dat Gij mijn Gids zult zijn.
Die mij de richting hebt gewezen,
tussen de nacht en zonneschijn.
Ik heb geleefd met vele vragen,
maar telkens was Uw liefde daar.
En Uw gena, die mij wou dragen,
zo heerlijk en zo wonderbaar.
Wanneer ik terugzie op mijn leven,
dan ging het als een schaduw heen.
Maar Gij bent altijd trouw gebleven,
zelfs door de diepste diepten heen.
Als ’t uur van afscheidnemen nadert
Uw sluier mij heeft toegedekt.
Dan mag ik tot Uw licht vergadert,
gaan slapen tot Gij mij weer wekt.
Wanneer straks rustend in de dodenakker,
mijn leven dromend verder gaat
Klinkt plots Uw stem: “Mijn kind wordt wakker”.
“Sta op, want zie ’t is dageraad”!