Wie kan doorgronden wat er is,
wiens geest ’t geheim bevatten?
Van dat wat God geschapen heeft,
en wat ons kleurrijk, schoon omgeeft,
aan rijkdom en aan schatten.
Zin en geheimenis? 

Wie heeft van ’t Goddelijke weet,
de Schepper hoog verheven?
Wiens liefde en trouw oneindig zijn,
wiens Wezen, Heilig Licht dat rein,
getuigt van eeuwig leven.
Wiens woord tot heil gereed.

Stille aanbidding is wat past,
lofprijzing moet opklinken.
Waarmee de Schepper wordt gebracht,
de lof,  de eer, bij dag en nacht,
bij zon en sterreblinken.
Zijn hand omvat ons vast.