de zwarte souffleur
wast handenwringend
zijn schorre stem
in het brakke bordeswater
vol vingerafdrukken
op de proloog
van die dag

in natuurlijke coulissen
trappelen figuranten
als hijgende hengsten
even buiten Jeruzalem

gesluierde patronen
drogen hun klaagzang
in de jammerende hitte
met rollende ogen

aan drie kruisen
ademt hetzelfde gekreun
gedoopt in azijn,

nestelt in de nissen
van lege harten
waar een bloedspons
eeuwenoude schuld
uitveegt als een inktvlek

roodgenageld hangen
naakte pezen

beenderen gebroken,
alleen van Hem niet

zuiver linnen
aan één stuk verweven
in uitgeklede ogen
spiegelt een wit kleed
met gouden straten

het doek valt,
wie heeft het lot

wit wint
ook als niemand klapt
gaat het licht aan



In de aanloop naar Pasen heb ik gekozen om mijn gedicht ‘plankenkoorts’ nader toe te lichten. Het zal niet voor iedere lezer duidelijk zijn. Sommigen kunnen zich wellicht storen aan de ‘moderne’ kretologie dat in dit spinsel naar voren komt, daarom hoop ik dat mijn verklaring duidelijkheid verschaft. 

De titel.
Doet in eerste instantie vermoeden dat het met het podium te maken heeft. 
Een voorstelling, een schouwspel. Dat laatste heb ik inderdaad zo bedoeld. Het was in die tijd van de kruisiging een schouwspel, zelfs hoe bizar ook: een vermakelijkheid. Het volk vergaapte zich aan deze politieke strafregel. Het beeld van het ‘podium’ heb ik vast willen houden in de tweede strofe met ‘coulissen’ en ‘figuranten’. Ook aan het einde met ‘het doek valt’ en ‘het licht gaat aan’. 
Een andere gedachte bij de titel is: planken waaraan de gekruisigden hingen en de koortsachtigheid die hen overviel door de pijn en de wonden.


plankenkoorts

de zwarte souffleur
wast handenwringend
zijn schorre stem
in het brakke bordeswater
vol vingerafdrukken
op de proloog
van die dag

De zwarte souffleur schetst het demonisch gekonkel van satan die mensen naar zijn pijpen kan laten dansen en hen vòòr zegt hoe ze moeten denken.
Zijn schorre stem slaat op het lange en vele kwaadaardige geschreeuw dat hij nodig heeft gehad om mensen, koningen, stadhouders te overtuigen.
Op het bordes bij Pilatus staat de kom waarin Pilatus zijn handen ‘schoon’ wast. 
Zijn ‘vingerafdrukken’ ,zijn angst, vertroebelen de waarheid.


in natuurlijke coulissen
trappelen figuranten
als hijgende hengsten
even buiten Jeruzalem

gesluierde patronen
drogen hun klaagzang
in de jammerende hitte
met rollende ogen

Het opgezweepte volk is buitenzinnig. De natuurlijke coulissen tekenen het wereldtoneel, niet door mensenhanden gemaakt, de schepping. 
Gesluierde patronen doelen op ‘het zich verschuilen achter’ en ‘vast houden aan wettische begrippen’. Vanuit hun ‘geloof’ de situatie uitbuiten om zichzelf schoon te praten en mee te doen met klagen over die oproerkraaier Jezus.


aan drie kruisen
ademt hetzelfde gekreun
gedoopt in azijn,

De kruisiging is voor alle drie, menselijk gezien, even zwaar.


nestelt in de nissen
van lege harten
waar een bloedspons
eeuwenoude schuld
uitveegt als een inktvlek

Het gekreun uit de vorige strofe ‘nestelt’ zich in de missie die Jezus Christus heeft om in de lege en zondige harten de schuld weg te nemen. Door Zijn plaatsvervangend offer en lijden, door Zijn bloed wordt schuld, het bewijsstuk van zonde, weggewassen, gewist!!
Col. 2: 13,14.


roodgenageld hangen
naakte pezen

beenderen gebroken,
alleen van Hem niet

Roodgenageld slaat uiteraard niet op rode nagellak, maar op de ‘nagels’/spijkers.
Het bijzondere benadrukt dat naar gewoonte de beenderen van de gekruisigde werden gebroken, alleen bij Jezus niet zoals was voorzegd.


zuiver linnen
aan één stuk verweven
in uitgeklede ogen
spiegelt een wit kleed
met gouden straten

Uit 1 stuk: Zijn kleed is naadloos uit 1 stuk, zoals voorzegd. Misschien als symbool voor het feit dat Jezus ook – toch Drie in Een- een man uit één stuk is.
Met het beeld van de ‘uitgeklede’ ogen, onze Heer legde Zijn leven af als een kleed voor ons, waarin Zijn en onze toekomst weerspiegeld wordt, zien we ook het beloofde witte kleed van Openbaring 7 vers 14. Het kleed dat wis is gewassen door Zijn bloed en toegang geeft tot de gouden straten (Openb. 21 vers 21)


het doek valt,
wie heeft het lot

Vasthoudend aan het podium, wanneer de ‘voorstelling’ is afgelopen - dan valt het doek. En als een soort open doekje komt nog een bijzondere voorspelling uit (Psalm 22 vers 18 en 19).


wit wint
ook als niemand klapt
gaat het licht aan

Een parafrase op een term uit de wereld van het spel: ‘zwart begint, wit wint’! Zo is het toch in de menselijke geschiedenis ook gegaan, het leek of die ‘zwarte’ (satan) had gewonnen, maar Godzijdank heeft Jezus Christus hem en de dood overwonnen!

Ook al ziet niemand dit, of willen ze het niet zien, toch is het echt gebeurd! 
Want Het Licht gaat aan! Jezus is gekomen als het Licht der Wereld en zegt: 
‘wie mij volgt loopt nooit meer in de duisternis, maar heeft het Licht dat leven geeft.’
Joh. 8 vers 12. 
Het applaus geeft aan de ene kant de ‘waardering’ weer voor het plan (Gods Plan voor de mensheid) achter het schouwspel maar zeker – in alle eerbied gesproken- voor de Hoofdrolspeler: Jezus Christus, beseffende dat Zijn offer niets met ‘gespeeldheid’ te maken heeft. Daarom ook hetzelfde respect voor Hem door juist niet te klappen.
Het Licht is aangegaan om nooit meer uit te gaan. Tot in eeuwigheid is Hij het Licht!
En in dat licht kunnen we Pasen vieren. De duisternis is overwonnen, de dood heeft geen macht meer, want Jezus leeft. Laten wij in Zijn licht wandelen, soms met plankenkoorts, maar Zijn licht dat in en door ons heen schijnt, verlicht een wereld dichtbij of ver weg!
We zijn onderweg naar een ‘podium’ daar waar God zelf het Licht zal zijn als het doek voor de wereld is gevallen.




inge klumper