hij was uit Ur naar Kanaän gegaan,
en hij was door ‘ t hele land getrokken;
dat doende, kwam hij in Berseba aan,
met zijn vee, de schapen en de bokken

maar het gebeurde, toen hij daar woonde,
dat hij God’s stem hoorde, die tot hem zei:
Abraham, Ik was het, die je toonde
de weg die je gegaan bent, hier, met Mij

Ik vraag je om naar Moria te gaan,
naar een der bergen die Ik wijzen zal,
en Isaäc je zoon moet naast je staan,
en als je gaat, vertrouw Mij bovenal

Ik, jouw God, Ik ben de Heer van ’t leven,
Ik zal met jou en met je kind’ren zijn,
maar je moet Mij Isaäc daar geven
want Isaäc, jouw eigen zoon, is Mijn

Abraham is naar Moria gegaan,
hout voor ’t offer heeft hij meegenomen,
en zo kwam hij daar op die berg te staan,
samen met Isaäc, die mee was gekomen

toen sprak een engel God’s Abraham aan:
doe Isaäc niets aan, van Mij is hij;
en zie een ram daar in de struiken staan,
neem die, geef hem ten brandoffer aan Mij

want op de berg des Heeren zal het zijn
dat God de voorzieningen zal geven:
een Lam ten brandoffer, is Zijn domein,
’t is voorzien: Hij is de weg ten leven;

en zo is het wat later ook gegaan;
toen, eenmaal, maar ’t geldt voor alle tijden:
het Lam van God, Hij heeft ‘t voor ons gedaan,
Gabbatha, Golgotha, wat een lijden

zo heeft de Heere aan God’s recht voldaan,
daar, op de berg des Heeren, Moria:
Hij is de Tempel Boven ingegaan,
Hij, Hogepriester uit de stam Juda

Hij offerde Zich Zelf, en heeft betaald,
als wij om gratie tot Hem zijn gegaan,
voor alle schulden die nog open staan,
in ’t boek waarin ons leven staat verhaald

de Zoon van God, het Lam op Moria:
God’s liefde is voor ons vol majesteit,
Hij ging Zijn eigen weg: halleluja
wij loven U, Heer, tot in eeuwigheid